Bunkai betekent letterlijk 'afbreken' of 'ontmantelen'. In het karate gebruiken we deze term voor het analyseren van katas om er zelfverdedigingstoepassingen in terug te vinden.


Oorspronkelijk zijn katas bedoeld om zelfverdediging te kunnen oefenen zonder partner, dus hoe kan het dan dat je daar zware analyses voor moet gaan uitvoeren? Om dat beter te begrijpen, moeten we teruggaan naar de late 19e eeuw. Karate (en zijn voorloper, Tode) ontwikkelden zich op de Riukiu-eilanden omdat er in de geschiedenis van dat eilandrijk één heel bijzonder iets gebeurt; het dragen van wapens werd verschillende keren verboden. Wereldwijd oefenen krijgers zich met wapens en is ongewapend vechten een ‘tweede keuze’, maar de mensen op de Riukiu-eilanden hebben niet de kans om te kiezen. Op het dragen en bezitten van wapens staan zware straffen en dus moeten ze wel leren vechten zonder. Tode, het ongewapende vechten op de Riukiu-eilanden, was dus enorm bruut en bedoeld om zo snel en efficiënt mogelijk tegenstanders uit te schakelen. Logisch dus, dat de Uchinanchu er voor kiezen om hun vechtsysteem niet op elkaar maar doormiddel van katas in te oefenen. Wie heeft er nu iets aan geblesseerde leerlingen of trainingspartners?

Aan het einde van de 19e eeuw werkt Tode-meester Anko Itosu als leraar op een school. Hij ziet de lessen lichamelijke opvoeding met lede ogen aan en bedenkt zich dat het Tode/Karate een veel betere manier zou zijn om de leerlingen te laten sporten. Hij lobbyt hiervoor bij het Keizerlijke Leger en krijgt uiteindelijk de kans om kinderen Tode aan te leren. Meester Itosu maakt zich echter zorgen om de gevaarlijke technieken die hij de kinderen zou aanleren en vereenvoudigt heel wat katas. Ook leert hij enkel de katas aan en niet de sequenties en stukjes zelfverdediging waaruit ze zijn opgebouwd. Het ‘kinderkarate’ dat hij zo op zijn school en later alle scholen van de Riukiu-eilanden lanceert, is zuiver bedoeld als een manier om sterke, gezonde jongeren te krijgen. Meester Itosu is zich hier zelf van bewust en geeft zijn volwassen leerlingen wél het volledige verhaal.

Het zijn vooral leerlingen van Meester Itosu geweest die het karate daarna in Japan gingen verspreiden. Hoewel zij dus goed beseften wat ze met de katas doorgaven, toonden ze hun leerlingen niet altijd het grotere plaatje. Daarnaast draaiden ze het hele systeem om; eerst leerden ze katas aan en pas daarna – soms – legden ze uit wat de zelfverdedigingssequenties die erin zaten eigenlijk écht waren. In de kleine eeuw dat Karate bestaat, is die trend alleen maar erger geworden.

De katas zijn hierdoor sterk veranderd; ze werden vereenvoudigd, verfraaid en verschillende keren aangepast. Heel wat katas bestaan bijgevolg in verschillende versies (afhankelijk van de ‘karatestijl’ die wordt beoefend.) en de Bunkai die er achter zit is voor sommige katas misschien wel echt en voor altijd verloren…