De voorlopers van het Karate kenden een zeer praktijkgerichte aanpak waarin de focus volledig lag op zelfverdediging. Alle training stond in het teken daarvan, iets wat tegenwoordig sterk veranderd is. Van bij de introductie van het Tode op de scholen in Japan, kwam het Kata (Stijloefeningen) sterk op de voorgrond te staan. Om dit makkelijker aan te leren, ontwikkelden Sensei Gichin Funakoshi en zijn zoon Gigo het Kihon (Basisoefeningen). Later, na uitdagingen door andere scholen om elkaar te ‘bevechten’ ontwikkelde zich ook het Kumite of sparren. In de meeste scholen wordt vandaag de dag volgens deze 3K-aanpak gewerkt. Naast de 3K’s zijn er echter nog Bunkai (Ontmantelen van technieken) dat gebruikt wordt om via Kihon en Kata aan Goshinjutsu  (Zelfverdediging) te kunnen doen en Hojo Undo (Bijkomstige training of Lichaamsontwikkeling).

 

Kihon – Basistraining

Kihon of Basistraining is de training waarin alle technieken van het karate worden ingeoefend. De focus ligt op het correct leren uitvoeren van de technieken en dit meestal zonder een partner. Kihon of Basistraining is niet Basis als in ‘eenvoudig’, maar basis als in ‘fundamenteel’. Het zijn de fundamentele technieken die je moet beheersen alvorens je ‘iets’ met je karate kan doen. Het zijn de letters waarmee je woorden leert maken.

 

Kata – Stijloefeningen

Kata is de formele oefenvorm in de meeste 'traditionele' vechtsporten. Het is een onderdeel dat onlosmakelijk met de oorspronkelijke bedoeling van de vechtsporten en de krijgskunsten verbonden is, maar dat ook enorm vaak fout wordt begrepen. Katas zijn vaste reeksen van technieken, die in een vast patroon gelopen moeten worden. Het zijn echter geen dansjes, maar blauwdrukken van volledige zelfverdedigingssystemen.

Katas zoals we ze vandaag kennen zijn een Okinawaans fenomeen. De lange series van opeenvolgende bewegingen zien we niet terug in het oorspronkelijke kungfu uit China of het bujutsu uit Japan. Ook in Siam, in het Muay Boran, kwamen oorspronkelijk geen lange series voor. Wat deze stijlen wel kenden, waren kortere series, die we vandaag vaak 'drills' of 'renrakus' noemen. Deze oefenvormen hebben dezelfde functie als de katas die de Okinawanen ontwikkelden. Sterker nog, katas zijn opgebouwd uit verschillende van deze kortere reeksjes!

Rest ons natuurlijk de vraag "Wat zijn die reeksjes dan"? Om hier op te antwoorden moeten we teruggaan in de tijd en ons de vraag stellen hoe krijgskunsten oorspronkelijk werden aangeleerd. Renshi Patrick McCarthy, een van de meest vooraanstaande karatehistorici, ontwikkelde hier een theorie over. In zijn HAPV-analyse (Habitual Acts of Physical Violence) stelt Renshi McCarthy dat er in een geval van civiele geweldpleging 36 mogelijke aanvallen (+ een aantal variaties) zijn waar je slachtoffer van kan worden. In de Bubishi, 'de bijbel van het karate' die sinds de 8e eeuw wordt aangevuld door krijgskunstenaars, vinden we een lijstje terug dat sterk overeenkomt met de lijst van Renshi McCarty. In de 'Britisch Crime Survey', een jaarlijks verslag over burgergeweld, worden steeds gewelddadige incidenten beschreven en in statistieken samengevat. Ook hier komen de 36 verschillende aanvallen steeds terug naar voor. We kunnen er dus volgens de HAPV-theorie van uit gaan dat ook de oude meesters zich hier bewust van waren en dat zij zichzelf trainden om op deze 36 aanvallen te kunnen reageren.

In eerste instantie oefenden zij deze aanval- en verdedigingsdrils met een partner in, maar de gevaarlijke technieken die zij als antwoord op aanvallers klaar hadden, waren niet ideaal om op een trainingsmaatje te gebruiken. Van duo-oefeningen evolueerde het trainen op zelfverdediging dus naar het lopen van 'sequenties' zonder een partner. Het aaneenschakelen van verschillende van deze kortere sequenties, leidde tot het ontstaan van katas.

 

Kumite – Sparren

Kumite betekent 'worstelende of vechtende handen' en is de Japanse benaming voor het sparren. Tijdens het sparren gebruiken karatekas de handen, onderarmen, ellebogen, voeten, schenen en knieën om elkaar te slaan of te trappen. Vastgrijpen of clinchen wordt meestal niet toegestaan, maar dit verschilt tussen de verschillende stijlen en organisaties. Ook de mate waarin contact gemaakt mag worden (hoe hard en waar je elkaar mag raken) hangt af van je specifieke karatestijl en -organisatie.

Leren sparren is zowel fysiek als mentaal een lang proces. Je moet niet enkel de technieken die je mag gebruiken onder de knie krijgen, maar je moet ook de nodige controle over je snelheid en kracht ontwikkelen. Je moet leren bewegen en leren een aanval te blokkeren of ontwijken. Dit vraagt tijd. Tijdens gevechtstrainingen oefen je daarom de technieken in op een stoot- of trapkussen of op een partner. Later leer de deze verschillende technieken combineren, ontwijken en blokkeren.

Tijdens gevechtstraining wordt er gewerkt aan techniek en het 'begrijpen' van de mechanismes die bij het sparren horen. Je leert hierdoor ook te vertrouwen op jezelf en de technieken en methoden die je worden aangeleerd. Dit vertrouwen maakt het makkelijker om daarna echt te sparren. Deze stap zetten kan erg overweldigend zijn, maar wanneer je rustig hebt kunnen wennen aan het idee en je weet wat je kan, ontdekt je snel genoeg dat sparren een leuke en sportieve uitdaging is.

 

Bunkai – Ontmantelen van Technieken

Bunkai betekent letterlijk 'afbreken' of 'ontmantelen'. In het karate gebruiken we deze term voor het analyseren van katas om er zelfverdedigingstoepassingen in terug te vinden.

Oorspronkelijk zijn katas bedoeld om zelfverdediging te kunnen oefenen zonder partner, dus hoe kan het dan dat je daar zware analyses voor moet gaan uitvoeren? Om dat beter te begrijpen, moeten we teruggaan naar de late 19e eeuw. Karate (en zijn voorloper, Tode) ontwikkelden zich op de Riukiu-eilanden omdat er in de geschiedenis van dat eilandrijk één heel bijzonder iets gebeurt; het dragen van wapens werd verschillende keren verboden. Wereldwijd oefenen krijgers zich met wapens en is ongewapend vechten een ‘tweede keuze’, maar de mensen op de Riukiu-eilanden hebben niet de kans om te kiezen. Op het dragen en bezitten van wapens staan zware straffen en dus moeten ze wel leren vechten zonder. Tode, het ongewapende vechten op de Riukiu-eilanden, was dus enorm bruut en bedoeld om zo snel en efficiënt mogelijk tegenstanders uit te schakelen. Logisch dus, dat de Uchinanchu er voor kiezen om hun vechtsysteem niet op elkaar maar doormiddel van katas in te oefenen. Wie heeft er nu iets aan geblesseerde leerlingen of trainingspartners?

Aan het einde van de 19e eeuw werkt Tode-meester Anko Itosu als leraar op een school. Hij ziet de lessen lichamelijke opvoeding met lede ogen aan en bedenkt zich dat het Tode/Karate een veel betere manier zou zijn om de leerlingen te laten sporten. Hij lobbyt hiervoor bij het Keizerlijke Leger en krijgt uiteindelijk de kans om kinderen Tode aan te leren. Meester Itosu maakt zich echter zorgen om de gevaarlijke technieken die hij de kinderen zou aanleren en vereenvoudigt heel wat katas. Ook leert hij enkel de katas aan en niet de sequenties en stukjes zelfverdediging waaruit ze zijn opgebouwd. Het ‘kinderkarate’ dat hij zo op zijn school en later alle scholen van de Riukiu-eilanden lanceert, is zuiver bedoeld als een manier om sterke, gezonde jongeren te krijgen. Meester Itosu is zich hier zelf van bewust en geeft zijn volwassen leerlingen wél het volledige verhaal.

Het zijn vooral leerlingen van Meester Itosu geweest die het karate daarna in Japan gingen verspreiden. Hoewel zij dus goed beseften wat ze met de katas doorgaven, toonden ze hun leerlingen niet altijd het grotere plaatje. Daarnaast draaiden ze het hele systeem om; eerst leerden ze katas aan en pas daarna – soms – legden ze uit wat de zelfverdedigingssequenties die erin zaten eigenlijk écht waren. In de kleine eeuw dat Karate bestaat, is die trend alleen maar erger geworden.

De katas zijn hierdoor sterk veranderd; ze werden vereenvoudigd, verfraaid en verschillende keren aangepast. Heel wat katas bestaan bijgevolg in verschillende versies (afhankelijk van de ‘karatestijl’ die wordt beoefend.) en de Bunkai die er achter zit is voor sommige katas misschien wel echt en voor altijd verloren…

 

Goshinjutsu – zelfverdediging

Op basis van de technieken en strategieën die je je tijdens Bunkai eigen maakt, kan er op Goshinjutsu geoefend worden. Goshinjutsu is zelfverdediging en is dus een erg breed onderdeel van het karate. Het draait om hoe te reageren op bepaalde situaties, bepaalde situaties inschatten en ontwijken en om jezelf en anderen in veiligheid brengen wanneer een situatie niet meer veilig is.

 

Hojo Undo – Bijkomstige training of Lichaamsontwikkeling

Hojo undo (letterlijk: Bijkomstige oefeningen) is alle training die als doel heeft de kracht, conditie en lenigheid van karatekas te verbeteren. Het is je lichaam zo ontwikkelen dat je er het maximum kan uithalen tijdens de rest van je karatetraining en dus een enorm belangrijk onderdeel van je karatetraining. 

 

Conditietraining

Conditietraining draait om het opbouwen van uithoudingsvermogen om een inspanning zo lang mogelijk correct uit te kunnen voeren. Als karateka is het belangrijk om in te zetten op zowel sportspecifieke uithouding als op algemene uithouding. Karatewedstrijden duren ongeveer 2 minuten, waarna je ongeveer evenveel tijd krijgt om te recupereren. Dit is een totaal andere soort conditie dan de conditie die je nodig hebt om 16 km te gaan lopen. Door duurtraining en HIIT te combineren, kan je  beste uit jezelf te halen met oog op zowel het karate als algemene gezondheid.

 

Krachttraining

Door krachttraining leer je de verschillende onderdelen van een spier beter samenwerken. Door hierbij verschillende oefeningen te gebruiken en voldoende te herhalen, zal een spier zich uiteindelijk aanpassen en een zwaardere belasting aankunnen. Op deze manier bouw je spierkracht op en word je sterker. In het karate leer je op verschillende manieren kracht genereren, maar voor jongeren en competiteurs is het ontwikkelen van de nodige spierkracht zeker mooi meegenomen.

Krachttraining heeft dus een functioneel doel in plaats van een esthetisch. Je doet het om beter te worden in het karate, niet om er beter uit te zien.

 

Lenigheidstraining

Onder lenigheid verstaan we de bewegingsmogelijkheid van een gewricht waarover een spier of spiergroep loopt. Het gewricht op zich laat enorm ruime bewegingen toe, maar de lengte en flexibiliteit van de spier(groep) die dit gewricht bedient, legt het beperkingen op.

Door lenigheid te trainen, verminder je deze beperking en komt de bewegingsvrijheid van het gewricht beter tot zijn recht. De grotere bewegingsvrijheid van de spieren en gewrichten heeft een positief effect op heel wat zaken. Bepaalde activiteiten of bewegingen, traptechnieken bijvoorbeeld, kunnen beter en met grotere controle uitgevoerd worden wanneer men leniger is.

Daarnaast bevordert een goede lenigheid de optimale samenwerking van de spieren; antagonistische spieren (een koppel van buigende en strekkende spieren) werken efficiënter samen wanneer ze leniger zijn.

Verder helpt een goede lenigheid om blessures te voorkomen, daar de spieren langer en elastischer zijn. De kans op spierscheuren neemt merkbaar af bij toenemende lenigheid.

© website powered by Twizzit.com